Vogels spotten in een herwonnen wetland nabij Doñana
- 10 jun
- 5 minuten om te lezen
Tussen Trebujena en Sanlúcar de Barrameda ligt een gebied dat de afgelopen tijd een indrukwekkende metamorfose heeft ondergaan. Vroeger was dit een gedegradeerd stuk wetlandcomplex met veel potentieel, pal tegenover het bekende Veta La Palma en grenzend aan het Nationaal Park Doñana en het beschermde gebied Bajo-Guadalquivir. In het verleden probeerden landbouwprojecten het gebied droog te leggen, maar dat liep op niets uit en liet een verzilt en aangetast landschap achter. Gelukkig kwam daar in 2024 verandering in: dankzij een grootschalig herstelproject, mogelijk gemaakt door Europese investeringen in de provincie Cadiz, werd het terrein helemaal opnieuw ingericht. Zo ontstond een levendige mozaïek van lagunes, eilandjes en watergangen – een nieuw paradijs voor vogels en andere dieren.







Dankzij een slim hersteld watersysteem – met regenwater en een gecontroleerde instroom van zout water uit de Guadalquivir – bruist dit gebied weer van leven. Wat ooit een verloren moeras was, groeit nu uit tot een gevarieerd wetland dat op termijn kan wedijveren met de beste plaatsen om vogels te spotten in Zuid-Spanje. Het project draait trouwens niet alleen om vogels: ook waterbeheer, klimaataanpassing en kansen voor de lokale gemeenschap spelen een grote rol. Maar voor vogelaars is het toch vooral de spectaculaire terugkeer van de vogels die dit gebied zo bijzonder maakt.















Ik ben het afgelopen jaar meerdere keren teruggekeerd naar deze plek, in verschillende seizoenen, gewoon om te zien hoe alles zich ontwikkelt – en om te kijken welke vogels er wanneer opduiken. De eerste keer was hartje zomer: snikheet, en het gebied zag er toen nog behoorlijk ruw en onaf uit. Daarna kwam ik terug in de koelere maanden, en recent nog eens tijdens een warmere periode. Elke keer was anders, met nieuwe soorten en verrassende contrasten tussen de seizoenen. En wat me vooral opvalt: ook de vogels lijken het gebied langzaam maar zeker te ontdekken.





Ik weet nog dat ik hier jaren geleden kraanvogels zag uitrusten in een van de omliggende velden, tijdens hun trek. Het was toen een kurkdroog stuk land – weinig aantrekkelijk voor welk dier dan ook. Toen ik er onlangs weer stond, kon ik bijna niet geloven dat dit dezelfde plek was. Nu, met het water dat is teruggekeerd en de variatie aan leefgebieden, lijkt dit gebied echt een nieuwe toekomst tegemoet te gaan. Er is nog geen explosie aan vogels, maar je ziet duidelijk dat het aantrekt. De soortenlijst groeit gestaag, en dat is veelbelovend.




Tijdens mijn bezoeken heb ik een verrassend grote variatie aan vogels gezien: steltlopers die de modderranden afzochten, eenden die rustig door de bredere waterpartijen zwommen, roofvogels die erboven cirkelden en af en toe een explosie van vogelzang uit het riet. Er doken zelfs een paar zeldzamere soorten op – een teken dat deze plek steeds aantrekkelijker wordt voor trekvogels en broedvogels.





Ondanks de toegenomen vogelactiviteit vermoed ik dat mensen hier zeldzamer blijven dan sommige van de vogels. En eerlijk is eerlijk: dit is geen makkelijke plek voor de doorsnee vogelaar. Wat al mijn bezoeken gemeen hadden – ongeacht het seizoen – was de onverbiddelijke aanval van bijtgrage insecten. Muggen en dazen lijken hier een eigen territorium te verdedigen, en ze trekken zich weinig aan van insectenspray. Elke keer ging ik naar huis met armen en benen vol souvenirs in de vorm van jeukende bulten. Het is zo'n plek waar je óf heel gedreven voor moet zijn, óf een tikje masochistisch. Maar bon, de vogels maken veel goed.



Er zijn een paar houten uitkijkplatforms en gemarkeerde paden om te volgen, maar schaduw? Die is er nergens te bekennen – wat een langer verblijf best pittig maakt, zeker in de warmere maanden. Toch, wie bereid is de hitte (en de insectenlegers) te trotseren, wordt nu al beloond. En het zou zomaar nóg mooier kunnen worden. Ik moet steeds denken aan de Cetina-moerassen, die ooit ook zo onopvallend begonnen maar inmiddels een echte trekpleister zijn. Trebujena’s herstelde moerassen lijken dezelfde weg op te gaan als Cetina destijds. Met een beetje tijd, en als de vogels het nieuws verder verspreiden, zou dit best eens een topbestemming kunnen worden.




Het is een aparte ervaring om een gebied te zien dat nog maar net aan zijn herstel is begonnen. Alles voelt nog wat onaf en ruig – er is weinig comfort, en makkelijk is het ook niet. Maar juist dat maakt het interessant. Het is zoals het is, zonder opsmuk. De natuur krijgt hier gewoon de kans om terug te komen. En dat proces van dichtbij meemaken, zelfs als het je een hoop muggenbeten oplevert, is toch best bijzonder.







Ben je een vogelaar die graag nieuwe grenzen opzoekt en er niet voor terugdeinst om af en toe gebeten en bekrast weer naar huis te gaan? Dan is dit een plek om in de gaten te houden. Het is nog geen eenvoudige locatie, maar je maakt er nu al momenten mee die je niet snel vergeet. En wie weet… misschien staat dit herstelde moerasgebied over een paar jaar wel op het lijstje van top-vogelplekken in de regio.
Commentaires